Carl Rogers Humanistische Psychologie

 

Rogers en cliëntgerichte benadering

Er zijn verschillende redenen om Rogers te kiezen als vertegenwoordiger van de humanistische denkwijze in de klinische psychologie. In de eerste plaats ontwikkelde hij niet alleen een theorie, maar vooral ook een therapeutische methode. Rogers werkte deze methode concreet uit en noemde haar de cliëntgerichte therapie (cliënt-centered therapie).
Daarmee bracht hij tot uitdrukking dat in de therapie de cliënt als uniek individu met zijn denken en voelen, centraal dient te staan. Verder duidde hij ermee aan dat het niet de taak van de therapeut is om vast te stellen wat de cliënt mankeert en wat daaraan moet worden gedaan, maar dat de cliënt zelf, vanuit zijn vermogen tot positieve ontwikkeling en ontplooiing, moet aangeven hoe en waar verbeteringen kunnen plaatsvinden. De therapeut creëert alleen de voorwaarden voor de verdere ontplooiing van de cliënt.
Rogers sprak ook niet van patiënten maar van cliënten, om het volwaardige en niet zieke van mensen die met een probleem worstelen, aan te geven. Zijn opvattingen hebben geleid tot een heel andere benadering van mensen met problemen dan gangbaar was in de psychoanalytische en behavioristische behandelingen.
Een tweede reden om Rogers te keizen als representant van de humanistische benadering is dat hij zich veel moeite heeft getroost om de hoofdpunten van zijn theorie en therapie praktisch uit te werken, te beschrijven en toepasbaar te maken op allerlei menselijke relaties. Zo heeft hij niet alleen veel invloed uitgeoefend op de opvattingen over de behandeling van mensen met psychische problemen, maar ook op het denken over opvoeding en onderwijs.
In een van zijn publicaties merkt Rogers het volgende op: “No theory can be adequately understood without some knowledge of the cultural and personal soil from which it springs”. Zeker voor Rogers geldt dat zijn theorie zo persoonlijk is gekleurd en zo sterk voortkomt uit zijn eigen achtergrond en ervaring als therapeut, dat enige kennis van zijn persoonlijke leven nodig is om zijn opvattingen goed te kunnen begrijpen.

Waar richt de cliëntgerichte benadering zich op:

Aantal punten zijn erg belangrijk binnen de cliëntgerichte benadering.

1- Onvoorwaardelijke acceptatie.

Het ‘zelf’ heeft positieve onvoorwaardelijke acceptatie nodig om zich te kunnen ontwikkelen. het is niet nodig dat we altijd door iedereen onvoorwaardelijk geaccepteerd worden. Het is echter wel belangrijk dat je in de kindertijd ervaart dat je door je opvoeders geaccepteerd wordt als persoon, ook al wordt je gedrag niet altijd geaccepteerd. Vaak is de acceptatie van ouders en andere opvoeders echter niet onvoorwaardelijk. We merken dan dat we pas geaccepteerd worden als we bijvoorbeeld anderen plezieren of als we prestaties leveren. Bijvoorbeeld dat je, je als kind zijnde pas geaccepteerd voelt als je zorgt voor je broertje, rekening houdt met de behoeften van de moeder en goede prestaties levert op school.
Als er sprake is van ‘voorwaardelijke acceptatie’, zullen de meeste mensen zich naar deze voorwaarden gaan gedragen, omdat ze behoefte hebben aan liefde en waardering. Hierdoor, door over aangepast gedrag, kun je van jezelf vervreemden. Je ontwikkelt dan een ‘onechte ik’, en het ‘ware zelf’ raakt op de achtergrond. Je weet op een gegeven moment niet meer wat je echt denkt en voelt, en wat je denkt en voelt, omdat anderen dat van jezelf verwachten. Je ‘zelfbeeld’ wordt bepaald door de voorwaarden die de omgeving stelt en niet meer door je ‘ware zelf’.

 

2Incongruentie (vervreemd van anderen en van onszelf.)

Als we incongruent zijn en onszelf anders voordoen dan we ten diepste zijn, slaat dit het contact met anderen in de weg. Als we allerlei gevoelens niet toelaten, is het contact met anderen ook niet open en onbevangen. En doordat we ervaringen en feedback die ons zelfbeeld aantasten buiten moeten sluiten, zijn we vaak star in ons gedrag. Bovendien kan het buitensluiten van allerlei gevoelens leiden tot gevoelsarmoede in het algemeen. In feite is er bij incongruentie sprake van een communicatiestoornis in onszelf: gevoelens en gedachten die niet passen bij ons zelfbeeld, worden niet toegelaten. Er is een gebrekkige verbinding tussen ons ‘zelf’ en hoe we ons uitten: wat we doen, klopt niet met wie we eigenlijk zijn.
Als het ‘zelf’ en het iedeaal-ik uiteenlopen, kun je allerlei problemen tegenkomen, bijvoorbeeld een ‘willen-moeten-dilemma’. Wat je zelf wilt, staat dan op een gespannen voet met wat je moet vanuit je ideaal-ik (vanuit verwachtingen van anderen). Het wordt een innerlijk conflict: je wilt diep in jezelf, het ene, maar moet van jezelf het andere.

Rogers zag incongruentie als het centrale probleem bij alle vormen van gedragsproblemen en bij alle stoornissen. Iemand met een stoornis is volgens hem van zichzelf vervreemd en ontwikkelt zich daarom op een onevenwichtige manier. De schreefgroei kan qua uitingsvorm verschillen (verslaving, depressie, angsten, gedragsproblemen), maar steeds is het een uiting van een verstoorde ontwikkeling van het ‘zelf’. De therapie is erop gericht het ‘zelf’ en het ideaalbeeld dichterbij elkaar te brengen. Het gaat erom dat je je ‘zelf’ weer ontdekt en je weer doelen stelt die passen bij je ‘zelf’. Daarvoor moet je het gevoel hebben dat je geaccepteerd wordt, ook al wordt je gedag soms wel gecorrigeerd. Het corrigeren en begrenzen van gedrag, wat elke goede opvoeder doet, hoeft niet te leiden tot incongruentie als de opvoeder duidelijk laat merken dat het kind niet wordt afgewezen in zijn beleving, maar dat uitsluitend het gedrag bijgesteld moet worden. Als we congruent zijn, doen we dingen die bij ons passen, waar we echt goed in zijn en waar we plezier in hebben. We functioneren op een optimale manier.

 

3- Echte empathie (aanwezigheid)

Empathie wil zeggen dat de therapeut probeert de cliënt gedetailleerd te begrijpen. Het gaat niet om een vraag begrip, om een algemeen warme houding, of om het aardig vinden van de cliënt. Empathie wil zeggen dat je je concreet inleeft in de belevingswereld van de cliënt. Het gaat om ‘nauwkeurige’ empathie, dus om het genuanceerd en fijnzinnig begrijpen van wat de andere bedoelt. Empathie wil zeggen dat je je inleeft in de ander, zonder met de ander samen te vallen. Het zou onecht zijn als de therapeut doet alsof hij hetzelfde voelt als de cliënt. Bovendien helpt het de cliënt niet verder als hij de ander kwijtraakt doordat deze samenvalt met hemzelf. Het is de kunst van het vak om heel dichtbij te komen en toch afstand te bewaren.

Empathie is het respectvol en diepgaand begrijpen van wat een ander vertelt en ervaart. De aanwezigheid die nodig is voor het geven van empathie is niet eenvoudig te ontwikkelen. In plaats van begrip te tonen, hebben we een sterke neiging tot analyseren, het geven van advies of geruststelling, het delen van ons eigen gevoel of situatie, een oplossing zoeken en de boel te ‘fixen’. Empathie vereist volledige aandacht voor de boodschap van de ander. Het gaat over het geven van tijd en ruimte voor de ander om zichzelf vrijelijk uit te drukken en zich volledig begrepen te voelen. Aanwezigheid van de counselor betekent dat alles wat de counselor doet of voelt bewijst dat de cliënt centraal staat.